Er zijn meer gegevens bekend over de drie gesneuvelde soldaten die eind mei ontdekt werden in de onmiddellijke omgeving van Tyne Cot Cemetery in Passendale tijdens de aanleg van een waterleiding.
De archeologen uit de streek hebben de stoffelijke resten onderzocht. Het gaat om drie gesneuvelde Commonwealth-soldaten: een Brit en twee Australiërs. Ze waren geschrankt over elkaar heen gelegd en met een tentzeil afgedekt. Ze sneuvelden naar alle waarschijnlijkheid in oktober 1917 tijdens de 3de Slag bij Ieper.
De Brit hoorde bij de Lancashire Fuseliers. Op zijn gordel had hij vier insignes genaaid (Manchester Regiment, King's Own Yorkshire Light Infantry, West Riding Regiment en 5th Dragoon Guards) en enkele knopen. Volgens de antropologische screening (Cranfield University) was de Brit tussen 25 en 30 jaar, mat hij tussen 167 en 174 cm en was hij blond. Bepaalde breuken suggereren dat hij omkwam in een ontploffing.
De Australiërs werden herkend aan hun schouderinsignes en aan kraaginsignes met de opkomende zon erop. De ene Australiër was 20 à 30 jaar oud en tussen de 157 en 163 cm groot. Hij had rugproblemen en een slecht gebit wat een tandprothese noodzaakte. De leeftijd van de andere Australiër zat tussen de 20 en 25 jaar, z'n gestalte tussen 163 en 170 cm. Ook hij sukkelde met de rug en vertoonde aanzienlijk tandverlies, waaraan met een prothese werd verholpen. Verwondingen aan het hoofd - een granaatinslag ? - wijzen op de vermoedelijke doodsoorzaak.”
Dergelijke vondsten worden dus aanvankelijk als archeologische vondst aangeduid. Nadien worden ze overgedragen aan de dienst Oorlogsgraven (IVV-NIOO). Aangezien de nationaliteit van deze drie slachtoffers bekend is, zullen ze op een passende begraafplaats tussen hun makkers te ruste worden gelegd, bijna 100 jaar na hun dood.