Weinig levende populaties kokkels aan Noordzeekust, blijkt uit Grote Schelpenteldag
Er zijn maar weinig levende populaties van kokkels te vinden aan de Noordzeekust. Dat blijkt uit een analyse van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) na de Grote Schelpenteldag afgelopen zaterdag. Verder blijken er regionale verschillen te zijn in de schelpenfauna.
Aan de achtste editie van de Grote Schelpenteldag namen in België, Nederland en Frankrijk 3.500 mensen deel. Zij verzamelden samen 148.343 schelpen, van 72 verschillende soorten over een strook van 400 kilometer.
Op de Belgische stranden werd dit jaar ook specifiek gezocht naar de kokkel, een geribbelde hartvormige schelp. Net als het nonnetje en de halfgeknotte strandschelp staat de kokkel steevast in de top drie van meest getelde schelpen in ons land.
Vooral gestorven kokkels
Het VLIZ bekeek een duizendtal kokkels meer in detail. Uit de analyse blijkt dat het overgrote deel (zeker 92 procent) van de kokkels sub-fossiel is. Dat wordt duidelijk door hun kleur. "Ze zijn dus het (harde) restant van kokkels die reeds tientallen tot soms wel duizenden jaren geleden zijn gestorven en als schelp al die tijd op het strand of in/op de zeebodem vertoefden", legt het VLIZ uit.
Wanneer de twee schelphelften van de kokkel nog aan elkaar hangen met het ligament, gaat het om een recent gestorven exemplaar. Over de 400 kilometer onderzochte kustlijn hebben de deelnemers in totaal slechts zeven doubletten gevonden, drie aan de Belgische kust en vier in het noorden van Frankrijk. Daaruit concluderen de onderzoekers dat het aantal levende populaties van kokkels zeer schaars is.
Dat blijkt ook uit het aantal gevonden schelphelften die wit zijn en dus mogelijk afkomstig van recent gestorven exemplaren. Bij ongeveer 8 procent van de in België getelde kokkels ging het om die exemplaren.
Regionale verschillen
Verder blijken er regionale verschillen te zijn in de schelpenfauna. De ovale strandschelp blijft opvallend talrijker in Nederland dan beneden het Schelde-estuarium. De venusschelp trof men vrijwel uitsluitend in Nederland aan, en dan vooral ten noorden van Zeeland. De mossel, het nonnetje, de Amerikaanse boormossel, de gewone tapijtschelp en de gewone schaalhoren komen dan weer meer voor in de meest zuidelijke gebieden.
Toch lijkt de top drie van meest gevonden schelpen in de drie landen dit jaar minder te verschillen dan bij vorige tellingen. Soorten als de kokkel, de halfgeknotte strandschelp, de stevige strandschelp, het zaagje en de Amerikaanse zwaardschede komen overal in grote aantallen voor. Overal is de halfgeknotte strandschelp de meest getelde soort, gevolgd door de kokkel. Ook de Amerikaanse zwaardschede en het zaagje eindigen in de drie landen in de top vijf.
Niet-inheemse schelpen, door de mens al dan niet doelgericht geïmporteerd, zijn goed voor 8 procent van de soorten, en 13 procent van de geraapte schelpen. Geen van die niet-inheemse schelpen lijkt te zijn toegenomen, en er zijn ook geen nieuwe vreemde soorten gemeld.