Reder moet gezonken Flinterstar zelf bergen
De Nederlandse rederij Flinter en de bevrachter Onego moeten instaan voor de berging van het gezonken vrachtschip Flinterstar.
Dat ligt al sinds begin oktober 2015 gestrand voor de kust van Zeebrugge.
Dat heeft het hof van beroep in Gent maandag geoordeeld. Er hangt de reder ook een dwangsom boven het hoofd als er geen bergingscontract komt binnen 2,5 maanden. De beroepsprocedure die de reder uit het Nederlandse Barendrecht en de bevrachter aangingen om zo alsnog de bergingskosten te ontlopen, heeft niets uitgehaald. Het hof van beroep herhaalde in grote lijnen de uitspraak van de Brugse rechtbank van koophandel van begin december
Reactie Bart Tommelein
"Ik heb steeds gezegd dat het logisch was dat de eigenaar van het schip zou instaan voor de berging. Je kan je auto ook niet op de pechstrook laten staan na een ongeval. De rechtbank geeft ons nu voor de tweede keer gelijk en toont dat het menens is, met een duidelijke termijn voor de berging en dwangsommen indien men daar geen werk van maakt. Ook de door de overheid gemaakte kosten om de olie te ruimen en het wrak te bewaken, wil ik verhalen. Die kosten zijn ondertussen al opgelopen tot 1,82 miljoen euro", aldus staatssecretaris voor de Noordzee Bart Tommelein (Open VLD).
Zeerecht
Met het oordeel van het hof van beroep lijkt een einde te komen aan een procedureslag. Flinter besliste kort nadat de Flinterstar gezonken was, op 6 oktober 2015, afstand te doen van het schip. Volgens het zeerecht zou België moeten instaan hebben voor de berging van de Flinterstar en de kosten. Staatssecretaris Tommelein pikte dat niet, en liet nagaan of er geen andere uitweg was. Op 8 december kreeg Flinter al te horen dat het bedrijf zou moeten instaan voor de berging. Die uitspraak werd nu dus nog eens bevestigd.
Taalfout opgemerkt?
Heb je een taal- of schrijffout opgemerkt in dit artikel?