Vrijspraak voor zware verwondingen door verdwaalde stoel tijdens vechtpartij in Oostende
Twee mannen van Armeense origine zijn door de Brugse strafrechter veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan de helft met uitstel, voor hun aandeel in een vechtpartij in Oostende. Een rondvliegende stoel veroorzaakte ernstige verwondingen bij een toevallig slachtoffer, maar maar voor dat feit werden beide beklaagden vrijgesproken.
Op 4 augustus 2018 kwam het in de Oostendse uitgaansbuurt tot een confrontatie tussen minstens twee Albanezen en drie mannen van Armeense origine. Een toen 66-jarige Oostendenaar was samen met zijn vrouw en dochter na een restaurantbezoek op weg naar huis. In de Langestraat kwam hij echter midden in de knokpartij terecht. Volgens de burgerlijke partij werd hij op het terras van een pizzeria met een stoel in het gezicht geslagen.
Het incident had grote gevolgen voor het slachtoffer. In het ziekenhuis moest een spoedoperatie uitgevoerd worden om zijn oog te redden. Bovendien waren zijn kaak en zijn oogkas verbrijzeld. De kaak van het slachtoffer moest helemaal gereconstrueerd worden. "Het moet gedaan zijn met die Noord-Franse bendes die enkel naar Oostende komen om te vechten", pleitte meester Werner Van Oosterwyck.
H.S. (27) uit Rijsel en O.H. (43) bekenden hun aandeel in de knokpartij, maar houden vol dat ze met de verdwaalde stoel niets te maken hebben. Meester Terence Halsberghe legde uit dat zijn cliënt absoluut niet lijkt op de beschrijving door een getuige. "Ik heb alle begrip voor het lijden van het slachtoffer, maar dit dossier staat vol tegenstrijdigheden." Uit een getuigenverklaring blijkt bijvoorbeeld ook dat met de stoel werd gegooid, maar niet geslagen. De verdediging benadrukte ten slotte dat beide beklaagden nog in Oostende gewerkt hebben en niets met Noord-Franse bendes te maken hebben.
Het parket vorderde een strenge bestraffing voor de eigenlijke vechtpartij. Of de beklaagden ook verantwoordelijk zijn voor de verwondingen bij het slachtoffer, liet de procureur aan het oordeel van de rechter over. Die stelde vast dat het feit mogelijk ook gepleegd kon zijn door een derde verdachte, waardoor er twijfel bestond over de schuld van de beklaagden.