Voor de correctionele rechtbank van Ieper is vanmorgen het proces in beroep over de kettingbotsing in Zonnebeke aangevat, nadat 72 van de betrokken bestuurders op 9 juni door de politierechtbank veroordeeld waren.
Tweeënvijftig van hen tekenden beroep aan tegen de uitspraak. Het Openbaar Ministerie ging in beroep tegen zeven uitspraken.
In totaal waren 131 voertuigen betrokken bij de kettingbotsing op 3 december 2013 in dichte mist. Vierenzeventig betrokken bestuurders werden voor de politierechter gedaagd. De rechter moest oordelen of hun rijgedrag al dan niet aangepast was aan de weersomstandigheden. Er werden slechts twee bestuurders volledig vrijgesproken. De overige beklaagden kregen straffen gaande van milde geldboetes tot voorwaardelijke celstraffen.
Geen overmacht
De politierechter verwierp het argument van overmacht ten onrechte, menen de advocaten van de verdediging. "Ik zou graag de vergelijking maken met de kettingbotsing in Waasmunster (van 2002)", zette meester Frédéric Busschaert zijn pleidooi kracht bij. "Daar stelden de deskundigen dat er nog een zichtbaarheid was van 100 tot zelfs 200 meter. En toch werd het argument van de overmacht daar wel behouden." Volgens het eerste vonnis hadden de bestuurders moeten stoppen voor de muur van mist. Ook die redenering vonden vele advocaten niet opgaan. Meerdere argumenten van de politierechter in eerste aanleg werden op de korrel genomen. Daar werd onder meer verwezen naar het feit dat bepaalde bestuurders wel tijdig konden stoppen. "Er is sprake van een oneerlijk onderscheid tussen wie geluk had en wie minder geluk had", meende advocate Petra Decruyenaere. "Sommige bestuurders reden misschien sneller dan mijn cliënt, maar zij hadden het geluk dat er nog een vluchtweg voor handen was. Voor mijn cliënt was dat niet meer het geval."