Op de eerste dag van het proces over de kaping van de Pompei heeft het openbaar ministerie een ontluisterend beeld geschetst van de situatie aan boord.
Zo werd de bemanning vier dagen lang onder schot gehouden. Bovendien deden ze op het dek dienst als levend schild. Op 18 april 2009 was de Belgische steenstorter Pompei onderweg naar Zuid-Afrika voor baggerwerken. Ongeveer 700 mijl voor de Somalische kust zag de eerste stuurman plots een klein bootje razendsnel naderen. Toen de eerste piraten de stuurhut niet direct openkregen, schoten ze hem gewoon open. De bemanning bestond uit vier Kroaten, drie Filipino's, twee Belgen en een Nederlandse kapitein. Zij moesten verzamelen op het dek. Bij elke overvliegende helikopter of vliegtuig moest de bemanning opnieuw op het dek plaatsnemen. Op die manier deden ze dienst als menselijk schild. Vier dagen lang werden ze ook dag en nacht onder schot gehouden.
Onder invloed
De piraten waren onder invloed van qat en zongen en schreeuwden. De bewakers speelden ook gemene spelletjes. Ze deden alsof ze iemand gingen executeren, tot het om een ongeladen wapen bleek te gaan. Na vier dagen begon een zekere Abdi als onderhandelaar op te treden. Hij vroeg in eerste instantie 6,5 miljoen dollar losgeld. "Het waren moeizame onderhandelingen, al onze voorstellen werden als 'incredible' afgedaan. Abdi speelde gewoon een spelletje", getuigde een van de bemanningsleden. Op 31 mei kwam het tot een akkoord, maar dan volgde er een nieuwe radiostilte tot 27 juni 2009. "Op de Pompei was de spanning op dat moment te snijden. Toen het geld in een rode zak in zee werd gedropt, begonnen de piraten te feesten en in de lucht te schieten", aldus een gegijzelde passagier. De volgende ochtend verlieten de piraten het schip. Ze gaven nog 3.000 dollar smartgeld aan de kapitein. De Pompei zette snel koers naar Oman, waar ze al opgewacht werden door de federale politie.
Donderdagnamiddag zal de federaal procureur het vervolg van haar requisitoir houden. De strafmaat zal wellicht pas vrijdag gevorderd worden.
Geen fraai beeld
Federaal procureur Marianne Capelle heeft een beeld geschetst van de levensloop van de verdachte Somalische piraten.
Daaruit bleek dat Mohamed Moalin Aden jarenlang in de Verenigde Staten studeerde en woonde. Beide beklaagden maakten op het moment van hun aanhouding deel uit van een Anti-Piracy Agency. Mohamed Abdi Hassan werd in 1958 geboren in de Somalische regio Himan & Heeb. Zijn bijnaam Afweyne betekent "Grote mond".
In 2012 kreeg de beklaagde van het centrale gezag in de hoofdstad Mogadishu een diplomatiek paspoort. "Hij bouwde een piratengroep uit als een leger met graden en rangen", aldus het OM. "Ze waren bewapend met kalasjnikovs, raketlanceerders, granaten en pistolen. Samen met zijn zoon bouwde hij een bloeiende business op. In 2009 werd hij door de Libische leider Kadhafi nog geprezen voor zijn rol als piratenkoning."
Mohamed Moalin Aden, bijgenaamd Tiiceey, werd in 1972 geboren en trok op 25-jarige leeftijd naar de Verenigde Staten. Naar eigen zeggen werd hij in 2003 ook Amerikaans staatsburger. Enkele jaren later keerde hij terug naar Somalië, waar hij in 2008 gouverneur werd van de autonome regio Himan & Heeb. "In werkelijkheid is hij een vertrouwensman van de piraten. Hij verdiende goed geld aan de miserie van anderen. Het is een narcistische ijdeltuit die enkel bezig is met zijn eigen carrière." Opvallend genoeg richtte Tiiceey in april 2013 de Anti-Piracy Agency op. Afweyne werkte zelf ook voor die organisatie. Volgens het OM wilde de vereniging vooral piraten rehabiliteren. Tijdens de zitting werd een videofilmpje getoond van een persconferentie van de Anti-Piracy Agency. Beide beklaagden kwamen hierin ook zelf aan het woord.
Voor het proces in Brugge gelden zware veiligheidsmaatregelen. De politie controleert het publiek en ook de journalisten vooraleer ze in de zaal mogen. Dat was ook het geval voor Focus-WTV-journaliste Mieke Dumont (zie foto boven). Haar verslag ziet u vanavond op Focus-TV.